Net als bij Johannes de doper worden ook hier, de besnijdenis van Jezus en zijn naam met aandacht verteld.
De besnijdenis zorgt ervoor dat dit kind tot zijn volk behoort en daarmee deel uitmaakt van het volk Israël. Het is Gods teken van de alliantie met zijn volk. In dit kind ligt het definitieve “ja” van de mens tegen God. In Jezus is deze alliantie waarlijk vervuld. Dit is het teken dat dan aan het kruis tot voltooiing zal worden gebracht wanneer Jezus in het Cenakel zal zeggen: “Dit is de beker van mijn bloed voor het nieuwe en eeuwige verbond” (Lc 22, 20). Daar wordt het verbond vervuld
In de naam Jezus, dat betekent: de Heer redt, komt ook de diepe identiteit van Jezus en zijn missie tot uitdrukking. Die redding die de engelen hadden aangekondigd: “Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David.”(lucas 2, 10-11)
De Verlosser wordt hier uitgedrukt in Jezus, de Heer redt. Die verlossing die Zacharias ook in de Benedictus had aangekondigd: “Geprezen zij de Heer, de God van Israël: want Hij heeft zijn volk bezocht en het verlost. Een reddende kracht heeft Hij ons verwekt, in het huis van David zijn dienaar” Onze manier om de Heer aan te roepen openbaart ons onze mogelijkheid op verlossing en in zekere zin worden we in staat gesteld de Heer bij Zijn eigen naam te noemen, in de mate dat we onszelf ook als verloren herkennen. Juist hierin kunnen we Jezus zeggen: de Heer redt, de Heer redt mij. Dit is de naam van de Heer, dit is de manier waarop de Heer komt: dit kind komt en dit is onze Verlosser.