Jezus gesprekspartner is altijd het publiek. Ze vertellen hem over een wreed en nutteloos bloedbad die Pilatus tegen enkele Galileeërs had uitgevoerd. De Galileeërs werden gedood samen met de offerdieren die ze op het punt stonden te offeren. Jezus richt dit nieuws tot de menigte door te vragen of zij meer zondaars zijn dan anderen die zo’n dood verdienen. Hij maakt ook gebruik van een ander recent nieuwsverhaal en dwingt het publiek om opnieuw na te denken over wie de grootste schuld heeft.
Het “nee” antwoord van Jezus is een verklaring die ons dwingt te denken dat het idee van zonde, schuld en straf teniet wordt gedaan: “Ik zeg je: nee, maar tenzij je je bekeert, zullen jullie allemaal eveneens omkomen!” Het is niet het hypothetische doel of de straf die de mate van de zonde van mensen bepaalt. Het probleem ligt niet in het meten van de omvang van de zonde of de ernst van de incidenten die hebben plaatsgevonden, omdat er geen meting plaatsvindt en er dus geen evenredigheid bestaat tussen deze feiten. Het gaat erom berouw te wekken dat het verlangen vergroot om afstand te nemen van het kwaad van de ziel, of dat nu groot of klein is. Het gaat over het tot bekering komen, het verlangen om zich te bekeren, en de daden die dat bekering duidelijk maken..