Toen de leerlingen tegen Jezus zeiden: “Stuur de mensen weg zodat ze naar de dorpen kunnen gaan om eten te kopen” (Mattheüs 14:15), spraken ze de taal van de wereld: wie iets wil, moet ervoor betalen.
Maar Jezus keerde die logica om en zei: “Geven jullie hun maar te eten”. Dit is een oproep om te geven, niet te kopen; om te delen, niet te rekenen.
Het is een omkering van het wereldse levensbeeld: van verkoop naar de wereld van gave.
Jezus vraagt ons niet meer dan wat we hebben, maar vraagt ons het beetje dat we hebben in Zijn handen te leggen.
Het wonder van de vermenigvuldiging van de vijf broden en twee vissen begon niet met de zegen, maar toen een kind het weinige dat hij had, gaf.Dat beetje, gegeven met liefde, werd genoeg voor allen.
Durven ook wij iets van onszelf te geven, al is het weinig?
Geven opent Gods hand en schept brood ten leven.
De honger van vandaag komt niet door tekort, maar door egoïsme en het vasthouden.
En het wonder is mogelijk… als we maar beginnen met delen.