Drie onthullende werkworden (zag, medelijden en genas) die vensters openen op Jezus zijn gevoelens, op zijn binnenwereld.
Hij zag een grote menigte, zijn blik viel op ieder afzonderlijk, hij zag ze een voor een. Wat hij ziet en zijn hart bereikt, is hun lijden; en hij heeft medelijden met hen.
Jezus voelt menselijke pijn, lijdt aan de wonden van degenen die hij voor zich ziet. Dit zorgt ervoor dat hij zijn plannen verandert. Hij wilde naar een plek in de wildernis, maar nu dicteert menselijke pijn de agenda. Hij treedt binnen in het lawaai van de menigten, hij gaat de trieste draaikolk van het leven binnen en hij wil ze ontlasten. In de pijn en het lijden van anderen floreren wonderen van barmhartigheid: hun patiënten worden genezen.
Onze grootste schat is een God die mededogen heeft, die voor ons lijdt en onze pijn draagt.