Terwijl Jezus voor de tweede keer zijn lijden, dood en verrijzenis aankondigde, waren de leerlingen bezig met vragen over grootheid en superioriteit. De drang om op te vallen, te heersen en boven anderen uit te steken is tot op de dag van vandaag een kanker die de mensheid verteert.Jezus vergeleek degenen die in deze ambities verdrinken met een grond vol doornen, waar “de zorgen van deze wereld en de verleiding van de rijkdom en de begeerten naar al het andere komen erbij en verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar.”(Marcus 4, 19).Maar ambitie op zich is geen zonde. Dienstbaarheid in de Kerk kan een vrucht zijn van een geestelijke gave (1 Kor 12, 28).
Het gevaar ontstaat wanneer die dienst een middel wordt tot trots en zelfverheerlijking, in plaats van een ruimte voor nederigheid en liefde.
De dorst naar macht in de Kerk zorgt ervoor dat leiders en gelovigen zich gedragen als de machthebbers van deze wereld: ze leggen lasten op anderen (Mattheüs 23, 4) en sturen anderen naar het kruis, in plaats van het zelf te dragen zoals Christus deed.
Wie het kruis niet in zichzelf heeft beleefd, kan er geen oprechte getuige van zijn.