Onze God is de God van de ontmoeting. Terwijl hij door de straten van zijn land loopt, ontmoet hij altijd iemand of sluit zich aan bij iemand. Deze keer sluit hij zich aan bij de begrafenisstoet. Ze brachten een jonge man, de zoon van een weduwe, naar het graf. Jezus keek zijn moeder in het gezicht, “Toen de Heer haar zag, voelde Hij medelijden met haar en sprak: ‘Schrei maar niet.’”
Deze houding van tederheid wordt gevolgd door een gebaar van barmhartigheid. Hij raakt de kist aan en het wonder gebeurt: “De dode kwam overeind zitten en begon te spreken, en Jezus gaf hem aan zijn moeder terug.”(Lucas 7, 15)
Andere gospelscènes volgen deze sobere en concrete trend. De leraar observeert lijden, ongemak en dood. Hij probeert onmiddellijk te troosten: hij ziet de zusters van Lazarus, de hoofdman, Maria Magdalena en anderen, maar hij stopt niet bij louter woorden, maar handelt, geneest en staat op. En heb genade.
Heer, sta mij toe de behoeftigen, de zieken en de verdrietigen te benaderen, niet alleen met woorden, maar ook met goede daden. Amen