Tussen de onschuld van het hart en de koppigheid van het verlangen, naderen Jakobus en Johannes Jezus met een vraag die op het eerste gezicht eenvoudig lijkt. Echter die vraag onthult wat diep in de menselijke ziel verborgen ligt: het verlangen om de eerste te zijn. De eerste te zijn die zit, de eerste die geëerd wordt, de eerste die gezien wordt.
Een verborgen drang om op te klimmen en te heersen… zelfs als we bij Jezus zijn, zelfs als we Hem oprecht liefhebben!
Maar Jezus antwoordt, met een blik vol barmhartigheid en waarheid: “Jullie weten niet wat jullie vragen.”
Woorden die het duister van het misverstand verlichten en onthullen hoe ver het menselijke hart soms van Gods weg afstaat, zelfs wanneer men Jezus volgt. Jakobus en Johannes waren lichamelijk dicht bij Jezus… maar hun harten droomden nog steeds van aardse glorie, van een troon, een positie en een titel.Ze stelden zich het Koninkrijk voor als een kans om deel uit te maken van een nieuwe macht, maar Jezus spreekt niet over plaatsen, maar over een kruis. Jezus spreekt niet over eer, maar over dienstbaarheid; niet over heerschappij, maar over zelfgave. Het Koninkrijk van de Vader is geen ladder om op te klimmen, maar een weg die naar beneden leidt. Naar pijn en nood om metgezellen van de Gekruisigde te worden.Jezus kwam niet om een plaats in te nemen, maar om ons bij de hand te nemen.
Hij kwam niet om geëerd te worden, maar om verwond te worden uit liefde.
Hij verdedigde Zichzelf niet, maar gaf Zichzelf tot in de dood, opdat wij zouden levende.