Jezus verwerpt verstikkende en ongrijpbare tradities die in tegenspraak zijn met de geboden van de Heer.
Jezus laat zien dat menselijke geboden kunnen leiden tot overtreding van goddelijke geboden. De plicht om je vader en moeder te eren en bejaarde en behoeftige ouders te helpen werd bevestigd door een gebod van God (het vijfde gebod). Maar het nakomen van de gelofte was ook een heilige plicht. Ouderlijke verwaarlozing en verwaarlozing onder het voorwendsel van het brengen van offers, dat wil zeggen het vervullen van een gelofte, waren gebruikelijk in de tijd van Jezus.
Maar Jezus plaatst het gebod van de liefde boven brandoffers en andere offers: “en Hem beminnen met heel zijn hart, heel zijn verstand en heel zijn kracht en de naaste beminnen als zichzelf gaat boven alle brand- en slachtoffers.” (Marcus 12. 33) Plichtsverzuim is niet toegestaan jegens ouders, zelfs niet onder het voorwendsel van een gelofte.
Het is het basisprincipe waarop al ons gedrag is gebaseerd: liefde voor God en de naaste zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden (Marcus 12.30-31).
We lezen in de eerste brief van Johannes: “Dit gebod hebben wij dan ook van Hem gekregen: wie God liefheeft moet ook zijn broeder liefhebben.” (1 Johannes 4. 21).
In de liefde worden alle vormen van verstikkende en fatale sharia overwonnen.