Dit vers leert ons dat de hemelvaart van Jezus ons niet alleen uitnodigt om op te staan en omhoog te kijken, maar om af te dalen in de arena van het leven. Dat wil zeggen: niet weg te lopen of te ontsnappen aan de problemen in het leven, maar eerder om naar het tastbare veld van het martelaarschap te gaan.
Jezus, die naar de hemel is opgevaren, is niet van ons gescheiden. Hij heeft ons verzekerd van zijn constante aanwezigheid in ons midden, maar op een andere manier. Zijn hemelvaart is geen eenvoudig feit, maar een welsprekend teken dat een nieuwe mensheid suggereert die Christus voor ons heeft geopend.
De mensheid opgevoed door genade en bevrijd van zonde. Het verrees eerst op de troon van het kruis, nu komt de verrezen Christus om het met glorie naar de hemel te verheffen en geeft ons de kracht van zijn Geest om overal heen te gaan om “En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken” (Lucas 24. 47), om van Hem te getuigen, vooral tegenover de meest behoeftige mensen. En dit vraagt om afstand te nemen van de beschermde en comfortabele paleizen waarin we willen verblijven, met het idee dat dit de meest geschikte plek is voor bescherming en comfort. Het is een uitnodiging om uit het kinderlijke gevoel van veiligheid en bescherming te komen, om met vreugde en moed met volwassen geloof het onbekende leven dat ons te wachten staat onder ogen te zien, vol geloof dat Zijn aanwezigheid in ons en bij ons genoegdoening geeft.