In deze verzen komen we tweemaal het beeld van de hand tegen, de hand van Jezus en de hand van de Vader. Het is een suggestief en symbolisch beeld. Op zichzelf is een mensenhand iets expressiefs, maar ook in staat om te bewegen en te grijpen. Met mijn hand kan ik dingen vastpakken, maar ook dingen beschermen, bewaken en zelfs verwarm. Met mijn hand maak ik gebaren waarmee ik mezelf soms beter kan uitdrukken dan verbaal. Ik geef mijn hand ter begroeting. Ik schud de hand en verbind mij tot een belofte. Ik steek mijn hand op in een zegenend gebaar. In de hand wordt wat uit het hart en de geest stroomt met warmte van tederheid uitgedrukt. Denk maar aan de hand van een moeder die haar kind streelt en troost als hij huilt. Of de hand die een ernstig ziek persoon of zelfs stervend persoon vasthoudt. Ja, wat onmogelijk is om met het oor waar te nemen, is met het grijpen van de hand wel wat te nemen. En dat is de ware communicatie van liefde. Het is dus gemakkelijker voor ons om de intensiteit en diepgang te begrijpen van Jezus uitspraak dat noch door zijn hand, noch door die van de Vader iemand ooit ontvoerd kan worden als hij of zij in Hem gelooft. En laten we ook dieper ingaan op zijn uitdrukking in het laatste moment aan het kruis: “Vader, in uw handen vertrouw ik mijn geest toe”. (Lucas 23. 46)
Geloof betekent erop vertrouwen dat we door de Vader geliefd zijn en volledig beschermd zijn tegen kwaad. De methode is de kracht van het Paasmysterie dat ons redt van elke oorzaak van het noodlot.